‘Onzinnige vonnissen worden nooit getoetst’
AMSTERDAM – Wie nog maar een greintje vertrouwen heeft in de Nederlandse rechtsstaat, doet er goed aan het boek De Slapende Rechter over te slaan.
Rechtspsycholoog Peter van Koppen opent met collega’s Willem Albert Wagenaar en Han Israëls frontaal de aanval op de rechtspraak. Rechters worden afgeschilderd als knechtjes van het Openbaar Ministerie, die bij grote rechtszaken grove, onherstelbare fouten maken. De rechter faalt.
Natuurlijk kan het altijd erger, zegt Van Koppen plots halverwege het gesprek. Hij lacht voor de eerste en laatste maal. ,,Onlangs had ik een groep Chinezen over de vloer. Zij vertelden me dat bekentenissen in hun land worden verkregen door verdachten te martelen. Ik bedoel maar. Maar we hebben in Nederland wel een erg groot probleem.’’
Dat probleem beschrijft Van Koppen met zijn collega’s in het boek met de veelzeggende titel De Slapende Rechter. Een figuurlijke uitspraak. ,,De meeste rechtszaken verlopen probleemloos, dat geef ik gelijk toe. Maar als jij toevallig bent verwikkeld in een ingewikkelde rechtszaak, dan heb je kans dat de rechters bij rechtbanken en gerechtshoven er een zooitje van maken,’’ vertelt Van Koppen.
,,De Hoge Raad toetst bij herzieningsverzoeken eventuele onzinnige redeneringen van rechters helemaal niet. De raad kijkt alleen maar of er een nieuw feit is, een novum, waardoor een rechtszaak moet worden terugverwezen naar het gerechtshof. Hierdoor kunnen lagere rechters eigenlijk helemaal hun gang gaan. Hun oordeel is onaantastbaar, tenzij je nieuw bewijs vindt. Onschuldig veroordeelden moeten, zoals in de Schiedammer parkmoord, dan maar hopen dat de echte dader ooit opstaat.’’
In hun boek behandelen de auteurs acht grote strafrechtzaken, waaronder de Schiedammer parkmoord, Puttense moordzaak, Eper incestzaak en de zaak Ina Post. De conclusies zijn niet mals. Ze concluderen dat magistraten bij sommige processen zitten te slapen; terwijl het bewijs voor de onschuld van verdachten er duimendik bovenop ligt, zien ze het over het hoofd.
,,Rechters zijn knechtjes van het Openbaar Ministerie,’’ herhaalt Van Koppen de stellingname in het boek. ,,Magistraten hebben niet alleen de plicht alles te toetsen wat het OM en justitie hen voorhoudt, maar ook om tijdens de zitting zelf onderzoek te doen. Vaak laten ze dat na. Het kost rechters heel veel extra werk als er getuigen moeten worden gehoord of er extra onderzoek moet worden gedaan. Dat terwijl rechtbanken hun productie moeten halen; ze moeten zo veel mogelijk rechtszaken afhandelen. Hierdoor kijken ze in de praktijk alleen maar naar wat er in het strafdossier zit. Het dossier dat is samengesteld door het OM om de schuld van de verdachte aan te tonen.’’
Uiteindelijk pleit Van Koppen in het boek weer voor de oprichting van een Nationale Revisieraad. Deze onafhankelijke club van juristen en grotendeels gewone burgers zou verzoeken tot herziening moeten beoordelen. Bij voldoende twijfel zou de rechtszaak moeten worden terugverwezen. Zo kan worden voorkomen dat rechters het werk van rechters beoordelen, zoals nu gebeurt.
Het trio Van Koppen, Wagenaar en Israëls verwijst bij het plan nadrukkelijk naar de soortgelijke Engelse Criminal Cases Review Commission, die in 1997 werd opgericht. ,,We denken dat het in Nederland jaarlijks zou gaan om driehonderd zaken. Een grove schatting is dat uiteindelijk tien zaken worden terugverwezen.’’
Minister Hirsch Ballin (Justitie) liet eerder weten niets te zien in een revisieraad, net als de Tweede Kamer, het OM en de rechtspraak. Voor die partijen is de discussie dus ook gesloten. In plaats daarvan komt Hirsch Ballin volgende maand met een ander wetsvoorstel. Daarin staat waarschijnlijk verruiming van de herzieningsmogelijkheden. Bij nieuw technisch of deskundigenbewijs wordt een verzoek behandeld door de Hoge Raad.
,,Een absurd en zwak voorstel. Er wordt nog steeds niet gekeken of de rechter misschien gewoon een fout heeft gemaakt, wat in het verleden bij rechtszaken dus wel is gebeurd,’’ zegt Van Koppen.
Volgens de rechtspsycholoog is het de hoogste tijd dat er een minister komt zonder juridische achtergrond. ,,De minister is van huis uit altijd een jurist. Het type mens dat niet veel affiniteit heeft met wetenschap en ook niet snel rigoureuze veranderingen zal doorvoeren. Hij wil niet worden gezien als spelbreker.’’
Bron: Algemeen Dagblad